Verantwoordelijkheid uitvoering rechtspositiebesluit
BZK ontvangt steeds vaker het signaal dat een rechtspositionele vergoeding of voorziening van een burgemeester of wethouder, maar soms ook van een individueel raadslid, onderwerp vormt van debat in de gemeenteraad. Dit heeft zich bijvoorbeeld voorgedaan bij de aanschaf van preventieve beveiligingsmaatregelen of bij voorzieningen die nodig zijn voor ambtsdragers met een structurele functionele beperking. De uitvoering van het rechtspositiebesluit is echter niet een verantwoordelijkheid van de raad.

De rechtspositie van decentrale politieke ambtsdragers is centraal geregeld. Die centrale regeling is gebaseerd op de Gemeentewet (voor burgemeesters bijvoorbeeld in artikel 66), het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers.
Geen bevoegdheid raad
Er zijn gemeenteraden die zich beroepen op het begrotingsrecht en de informatieplicht van het college om de voorzieningen of vergoedingen van individuele ambtsdragers te agenderen voor bespreking of zelfs vaststelling in de raad. Dit is niet juist. Het is niet de bevoegdheid van de raad om centraal gereguleerde voorzieningen aan een individuele politieke ambtsdrager toe te kennen of te ontzeggen. De uitvoering van het rechtspositiebesluit is namelijk bij uitstek een zaak van het dagelijks bestuur. Daarmee zijn de uitbetaling van vergoedingen en het verstrekken van voorzieningen aan een ambtsdrager dus de verantwoordelijkheid van het college van B&W; binnen de centraal gestelde kaders van het rechtspositiebesluit.
Meer informatie
Op de pagina Rechtspositie politieke ambtsdragers (onder de sectie Verantwoordelijkheid uitvoering rechtspositie) leest u hier meer over.